Het land Gambia
Het land
Gambia is het kleinste land van Afrika en wordt volledig omsloten door Senegal. Gambia ligt op het meest westelijke puntje van Afrika en boort zich vanaf de Afrikaanse westkust als het ware als een lange, gekromde vinger landinwaarts. Aan de kust is het land nog 48 km breed, maar het versmalt zich geleidelijk tot 24 km in het oosten. In totaal is Gambia zo'n 320 km lang.
De rivier de Gambia doorsnijdt het land van west naar oost en deelt het land nog eens in tweeën; dat is zeer ingrijpend want er zijn nauwelijks mogelijkheden om de rivier over te steken.
Gambia heeft ongeveer 1,9 miljoen inwoners; de helft daarvan is jonger dan 15 jaar.
De meeste mensen wonen in de kuststreek, waar de belangrijkste steden zoals Banjul, Serekunda en Brikama liggen. Engels is de officiële voertaal in het onderwijs, bij de overheid en in de rechtspraak; ongeveer de helft van de bevolking beheerst deze taal redelijk tot goed. De belangrijkste stamtaal is het Mandinka, de taal waarin de stammen onderling communiceren.
De economie
De economie van Gambia behoort tot één van de zwaksten in de wereld. Het Bruto Nationaal Product per hoofd van de bevolking is € 350 (in Nederland meer dan € 20.000).
De Gambiaanse economie rust hoofdzakelijk op de agrarische sector. De landbouw heeft als belangrijkste exportproduct de pinda. Op kleinere schaal worden ook specerijen, papaya en mango geëxporteerd. Voor eigen gebruik verbouwt men rijst, cassave en couscous.
Van half oktober tot eind mei regent het niet in Gambia; in het regenseizoen juni t/m september valt er vaak overvloedig veel regen. April en mei, de droge maanden voor het regenseizoen, staan bekend als ‘hungry season’; de wintervoorraden zijn op en het is wachten op de nieuwe oogst.
Op de oceaan en in de rivier wordt veel vis gevangen die wordt verkocht aan restaurants en toeristenhotels. Voor de lokale bevolking wordt de vis te koop aangeboden op de plaatselijke markten en bij kraampjes langs de weg. Een deel van de vis wordt gerookt en gaat als exportartikel naar Ghana.
De toeristenindustrie levert een steeds groter aandeel in het nationaal inkomen en draagt zodoende in steeds belangrijker mate bij aan de werkgelegenheid en de welvaart van de bevolking. Echter het toerisme concentreert zich voornamelijk in het westen langs de kust met z’n mooie stranden waardoor alleen de bevolking in het westen daarvan profiteert. De inwoners in het binnenland leven veelal alleen nog steeds om te overleven.
De informele sector met kleine handeltjes in fruit, groente en muziekcassettes zorgt voor een andere inkomstenbron. De werkloosheid in Gambia is erg hoog en verreweg de meeste Gambianen leven in absolute armoede (minder dan €1 per dag te besteden).
Onderwijs
Tegenwoordig volgt ongeveer 55% van de kinderen lager onderwijs. Sinds enkele jaren is het lager onderwijs op de overheidsscholen voor meisjes gratis; daardoor is het analfabetisme gedaald. Hoewel het lager onderwijs door de overheid wordt betaald, moeten de ouders wel zelf de kosten voor boeken, schriften, pennen en het schooluniform betalen.
Veel kinderen volgen niet he hele jaar onderwijs; tijdens het oogstseizoen zijn ze thuis nodig om mee te helpen op het land.
Voor de meeste kinderen is vervolg onderwijs niet haalbaar doordat de kosten hiervoor te hoog zijn voor de ouders en vaak ook doordat ze te sclecht basisonderwijs hebben genoten.
Gezondheidszorg
De gezondheidszorg in Gambia staat op een heel laag peil. Er is een tekort aan vrijwel alles: er zijn te weinig klinieken, te weinig artsen, te weinig geschoolde verpleegkundigen, en te weinig medicijnen. Op het platteland zijn duizenden mensen afhankelijk van de (kraam-) klinieken die in de wat grotere dorpen zijn gevestigd. Patiënten moeten daarheen lopen of met een ezelwagentje worden gebracht, want op het platteland zijn vaak geen auto’s daarvoor aanwezig. In deze kleine gezondheidsposten zijn meestal wel een verloskundige en een verpleegkundige, maar bijna nooit een arts.
Medisch gezien gaat in Gambia de grootste zorg naar moeder en kind, dat wil zeggen controles vóór de bevalling, de bevalling zelf en de controle van de zuigelingen. Echter de kraamklinieken en de consultatiebureaus hebben vaak nauwelijks apparatuur.
Er sterven (te) veel vrouwen in het kraambed. Ook de kindersterfte is groot.
Gemiddeld sterven 48 van de 1.000 baby’s bij de geboorte, halen van de 1000 baby's zo’n 125 kinderen het 1e levensjaar niet en zo'n 200 kinderen het 5e levensjaar niet.
De belangrijkste doodsoorzaken zijn malaria en ziektes die worden veroorzaakt door het drinken van vervuild water (zoals diarree, hepatitis A en tyfus).
De levensverwachting van de mensen in Gambia is dan ook maar 53 jaar, en maar 3% van de bevolking wordt ouder dan 65 jaar.